Home | Terug


pdf iconKritiek op mijn proefschrift:

een weerlegging


 

 

Na mijn promotie en het uitkomen van mijn proefschrift 'De mythe van de rode bloedcel' kreeg ik een hoos van kritiek over mij heen. Hieronder weerleg ik deze kritiek.

 

De weerlegging

Op 6 oktober jl. publiceerde Sport Knowhow mijn column[1] waarin ik mijn proefschrift 'De mythe van de rode bloedcel'[2] samenvatte. Het werd een van de meest gelezen columns op de sport-informatiesite ooit. Naast ondersteunende reacties kreeg ik, zoals verwacht, veel kritiek. Die, deels overgelaten aan de vrije krachten van het internet, soms disproportioneel was. Samengevat ben ik een incompetente klootzak (overigens niet bij Sport Knowhow lezers), afgestudeerd aan een Universiteit die het niveau van een volksuniversiteit nauwelijks ontstijgt. Ik zou atleten tot doping-gebruik aanzetten en Armstrongs misdaden schoonpraten. Als psycholoog zou ik niet over inspannings-fysiologische, laat staan over medische, zaken mogen schrijven. Mijn onderzoek zou niet aantonen dat epo en bloeddoping niet werken. Wielrenners zouden, in tegenstelling tot mijn bevindingen, wel degelijk harder fietsen sinds epo in het peloton kwam. Afsluitend zou mijn proefschrift irrelevant zijn. Het reglement verbiedt doping immers of die prestaties nu wel of niet verbetert. Hierna bespreek ik de kritiek.

 

Over het eerste deel van de kritiek kan ik kort zijn. Als u mij een klootzak vindt, is dat uw goed recht. Incompetentie gaat echter over mijn werk. Het is dan blijkbaar niet duidelijk dat mijn proefschrift eerst door de academische molen moest en werd beoordeeld door specialisten uit meerdere wetenschappelijke disciplines: psychologie, fysiologie, hemorheologie, geneeskunde, (bio)mechanica, stromingsleer, etc. Waren die allemaal incompetent? Ook gaat mijn proefschrift primair over gezonde goed-getrainde atleten en slechts zijdelings over medische zaken. En, als u vindt dat ik atleten tot doping-gebruik aanzet, heeft u mijn proefschrift niet gelezen en wat Armstrong betreft probeer ik zijn 'misdaden' slechts te beoordelen met reële en niet met emotionele argumenten.

 

Voor de kwaliteit van mijn universiteit verwijs ik naar de Keuzegids Universiteiten 2016[3]. In het overzicht van de beste Nederlandse universiteit, beoordeeld door studenten en experts, is mijn Open Universiteit dit jaar voor de eerste plaats met banddikte door de Wageningen University verslagen, nadat we vorig jaar die eerste plaats deelden.

 

Aan die universiteit ben ik cum laude afgestudeerd als psycholoog en als wetenschapper. Daarbij nam ik vijftig jaar wieler- en schaatssport-ervaring mee in mijn bagage, zowel als atleet en als trainer. Verder heb ik 35 jaar beroeps-ervaring als meet- & regeltechnicus. De kennis daaruit vormde een belangrijk fundament voor mijn studie. En, ik heb mij bijna acht jaar verdiept in de voor mijn proefschrift benodigde kennis.

 

Geen bewijs

Rode bloedcel 2Het is juist dat mijn proefschrift[2] niet aantoont dat epo en bloed-doping (-transfusies) niet werken, ze werken namelijk wel. Epo stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen en is een fantastisch medicijn voor patiënten met een tekort aan deze cellen. Bloed-transfusies kunnen na ernstig bloedverlies levens-reddend zijn. Ook bij gezonde mensen verhogen epo en bloed-transfusies het aantal rode bloedcellen in het bloed.

 

De vraag in mijn onderzoek was echter of de argumenten kloppen, dat gezonde goed-getrainde duuratleten met die extra rode bloedcellen evident beter presteren in echte wedstrijden. Volgens een commissie, onder leiding van ex-minister van justitie Winnie Sorgdrager, was dat voordeel zo groot dat wielrenners zonder deze doping beter konden stoppen met hun sport, althans in de decennia rond de eeuw-wisseling[4].

 

Bedoelde de kritiek dat mijn studie niet aantoont dat epo en bloeddoping de prestaties van gezonde goed-getrainde duur-atleten in echte wedstrijden niet evident bevoordelen? Maar dat is een cirkelredenering: aannemen wat juist ter discussie staat. Hier, aannemen, maar niet bewijzen, dat epo en bloeddoping duur-prestaties verbeteren, om vervolgens te beargumen-teren dat mijn studie niet aantoont dat dat niet zo is. Het proefschrift geeft diverse voorbeelden van zulke drog-redeneringen. In de wetenschap accepteren we pas dat een middel of methode werkt, nadat dat evident is aangetoond (evidence-based-practice). Mijn studie laat zien dat zo'n evidence-based-practice voor epo en bloeddoping bij gezonde duuratleten in echte wedstrijden ontbreekt[2]. Ook liet mijn studie zien dat het vanuit een gecombineerde hemorheologische en inspannings-fysiologische visie aannemelijker is dat epo en bloeddoping duursport-prestaties van gezonde goed-getrainde atleten benadelen. Tot het tegendeel is aangetoond is de vermeende prestatie-bevorderende werking van deze doping op duur-prestaties een mythe.

 

Renners fietsen wél harder

Het is juist dat wielrenners harder fietsen sinds epo in het peloton kwam. Net als schaatsers, hardlopers en zwemmers presteren zij in de loop der tijd steeds iets beter. Dat is kenmerkend voor sport. Het tempo van die prestatie-ontwikkeling varieert echter. Soms geven specifieke ontwikkelingen een plotselinge boost aan het prestatie-niveau in een sport, zoals de klap-schaats bij schaatsen. Met andere woorden, wielrenners presteerden in de loop der tijd steeds iets beter, zowel vóór als na de introductie van epo (circa 1990).

 

Om de effectiviteit van epo op wieler-prestaties te bestuderen moeten we dan niet beoordelen of wielrenners sinds de introductie van epo (~1990) sneller fietsen, maar of de introductie van die doping de ontwikkeling in wieler-prestaties een bijzondere boost gaf. Maar zelfs als er zo'n boost wordt aangetoond, bewijst dat niet dat epo die veroorzaakte. Er zijn vele factoren die de een plotselinge prestatie-stijging in een sport kunnen creëren en die niets met epo of bloed-doping te maken hebben[5; 6]. Ik noemde al de introductie van de klap-schaats. Het proefschrift laat zien dat de ontwikkeling in wieler-prestaties in de jaren negentig geen boost kreeg. Vergeleken met voorgaande jaren tachtig vlakte die ontwikkeling juist iets af en was begin jaren tachtig het sterkst[5; 6]. Kunstmatige epo bestond toen nog niet. De aanname dat wieler-prestaties zich sinds de komst van epo evident beter ontwikkelden is dan een mythe.

 

Aan de vooravond van mijn promotie gaf het tv-praatprogramma Pauw een schoolvoorbeeld van de speculaties en onbewezen aannames die de mythes over epodoping al decennia in stand houden. In de voorbereiding op mijn promotie kon ik die avond niet naar de studio komen, zodat journaliste Nienke de Jong iets over mijn proefschrift mocht zeggen. In tegenstelling tot de bevindingen uit het proefschrift fietsten wielrenners volgens de Jong wel degelijk evident sneller sinds epo in het peloton kwam. Ze 'bewees' dat door te verwijzen naar Marco Pantani. Op weg naar Alpe d'Huez zou deze Italiaan zo snel geklommen hebben dat hij in de bochten zelfs moest bijremmen. Er zijn echter vele redenen waarom renners bijremmen, zeker als het parkoers omzoomd wordt door duizenden uitbundige wielerfans. En, mogelijk klom de Italiaan zo snel omdat hij een excellent klimmer was. De Jongs 'bewijs' zegt niets over de effectiviteit van epo bij wielrennen.

 

Vervolgens zegt de Jong dat we ondertussen weten dat epo minder effectief is voor duur-prestaties, maar juist kortdurende explosieve prestaties bevordert, sprints dus. Ze had dat 's middags bij collega's gecheckt. Dus niet Pantani, maar onze Dafne Schippers zou op haar 100 en 200 meters baat bij epo hebben. Een biologie-leraar op een middelbare school liet mij weten dat zelfs zijn vierde-klassers dat kunnen weerleggen. Immers, bij de korte explosieve prestatie van Schippers speelt zuurstof nauwelijks of geen rol, terwijl epo juist de zuurstof-toevoer zou bevorderen.

 

De Jongs optreden, niet gehinderd door enige kennis van zaken, was een schoolvoorbeeld van tunnelvisie: zoeken naar bevestiging van wat je al dacht of de feiten zo verdraaien dat ze toch binnen jouw opvatting passen (bevestigingsvertekening). Het ontging de journaliste blijkbaar dat ze met deel twee van haar betoog deel één ontkrachte. Immers Schippers en niet Pantani zou voordeel bij epo hebben. Blijkbaar presteerde Pantani dan toch zo goed omdat hij een begenadigd klimmer was en niet door de epo die hij gebruikte. Voor een serieus tv-programma als Pauw was de Jongs optreden volgens mij een blamage. Ze faciliteerde de instand-houding van de doping-mythe met onzin die door de gemiddelde kijker niet eenvoudig weerlegd kan worden.

 

Regels zijn regels

Tot slot bespreken we de kritiek, vooral uit de juridische en de anti-dopingwereld, dat mijn proefschrift irrelevant is. Middelen en methoden van de verboden lijst mogen volgens de doping-regels eenvoudigweg niet gebruikt worden, of ze prestaties wel of niet verbeteren. Dat lijkt een valide argument, maar is het niet.

 

Bij een rood stoplicht stoppen we, ook midden in de nacht als er geen ander verkeer is. Het altijd opvolgen van die regel (wet) bevordert zowel de verkeers-veiligheid als ons vertrouwen dat andere weg-gebruikers dat ook doen. Met andere woorden, de altijd bij rood-stoppen-regel is functioneel gefundeerd in de werkelijkheid. We hebben de overheid gemachtigd overtreding-en van die regel te sanctioneren: het legitimiteits-beginsel. Bij twijfel over de regels hebben westerse rechts-staten democratische procedures die foute regels corrigeren. Hoewel dit systeem niet perfect is, werkt het meestal redelijk goed. We kunnen dan met recht claimen dat Nederland een rechtsstaat is.

 

Voor de dopingregels moet hetzelfde gelden. Ze moeten functioneel gefundeerd zijn in de werkelijkheid. Zo niet, dan mogen we de legitimiteit van die regels betwisten. Evenzo betwisten wij de Oegandese regels die zeggen dat homo's levenslang in het gevang moeten. En, het onthoofden van ongelovigen is volgens de regels die IS hanteert gerechtvaardigd. Wij betwisten dat. Het verbod op epo en bloeddoping in de sport ontstond wel degelijk uit het argument dat deze doping duur-atleten in wedstrijden oneerlijk bevoordeelt. Als dat argument onjuist blijkt, is de rechtvaardigings-grond van dat verbod in het geding en daarmee de legitimiteit om op basis van dat verbod te sanctioneren.

 

Gezondheidsargument

En, het gezondheidsargument dan, zullen critici beargumenteren. Begin jaren negentig overleden immers plotseling veel Nederlandse en Belgische wielrenners door epogebruik. Daar moeten we atleten tegen beschermen. Lopez[7] onderzocht deze bewering minutieus en stelde vast dat die epo-doden een mythe zijn. Johannes Draaijer was de enige actieve Nederlandse beroepswielrenner die op 27 februari 1990 plotseling overleed en wordt steeds als voorbeeld gebruik voor deze epododen[8]. Draaijers echtgenote zou gehersenspoeld zijn om epo als doods-oorzaak te verdoezelen[7].

 

Incompetente (waar lazen we dat eerder) Nederlandse en Belgische pathologen probeerden de echte doodsoorzaak van al die dode renners onder de pet te houden[7]. Draaijer overleed echter aan een erfelijk afwijking, waaraan zijn broer ook lijdt[9]. Zijn familie moet vijfentwintig jaar na zijn dood nog steeds omgaan met beschuldigingen als zou Draaijer zijn dood zelf veroorzaakt hebben door bedrog.

 

In werkelijkheid zijn de gezondheids-risico's van epo en bloeddoping beperkt, zeker bij topatleten. De gezondheids-risico's van de sancties op het gebruik van deze doping zijn aanzienlijk groter. Ze kunnen tot sociale uitsluiting leiden en dat is een van de ergste dingen die we sociale wezens als mensen kunnen aandoen. Ook kunnen we ons afvragen of het ethisch verantwoord is mensen te sanctioneren die slechts zichzelf benadelen. In de reguliere maatschappij zijn we geneigd zulke mensen, zoals drugs-gebruikers, te helpen. Tegelijk accepteren we dat er in de sport kwakzalvers opereren die de gezondheid van atleten met onzinnige kuren in gevaar brengen, maar niet op de verbonden lijst staan[10-13].

 

De regels-zijn-regels-redenering lijkt een gelegenheids-argument te zijn, voortkomend uit een zelfrechtvaardigings-proces voor bestaande opvattingen en in het verleden vertoond gedrag, zoals het sanctioneren van atleten. Het bagatelliseren c.q. irrelevant verklaren van mijn bevindingen zijn dan de te verwachten reactie. Niet de opvatting en dat gedrag zijn dan fout, maar mijn bevindingen. Kort omschreven: tunnelvisie.

 

Mensenrechten

Het probleem in dopingkwesties is dat het legitimiteitsbeginsel in het dopingbeleid wordt geclaimd door een niet democratisch gecontroleerde privaat-rechtelijke organisatie. Dat vergroot de kans op ongebreidelde machts-uitbreiding en toenemende sanctionering. Dat is precies wat we bij het doping-probleem zien. Al jaren geleden toonde Jan Willem Soek[14] in zijn proefschrift aan dat het anti-dopingbeleid strijdig is met de mensen-rechten. En, ondanks, of misschien wel dankzij, dat dat beleid vooral op mythes gebaseerd lijkt te zijn, verzwaren de sancties steeds meer. Het lijkt een strijd tegen windmolens te zijn. Een dergelijke strijd is niet te winnen, maar kan slechts escaleren. De steeds omvangrijker wordende doping-kwesties van de laatste tijd lijken daar op te wijzen.

 

Wetgeving

Momenteel lobbyt de Nederlandse Doping-autoriteit om, in navolging van andere Europese landen, hun dopingreglement in de Nederlandse wetgeving te implementeren. Dat zou hun macht vergroten en dat is nodig in hun strijd tegen doping. Dat is opmerkelijk, omdat diezelfde anti-dopingwereld al jaren betoogt dat hun anti-dopingbeleid succesvol is. Mogelijk beseft de Dopingautoriteit dat het legitimiteits-beginsel voor hen als privaatrechtelijke organisatie uiteindelijk niet houdbaar is en probeert ze via een wettelijke basis die legitimiteit sterker te funderen.

 

Op basis van het voorgaande zal duidelijk zijn dat ik de hiervoor beschreven ontwikkeling zeer ongewenst vind. Nederland ageert, zoals onze koning kortgeleden in China, veelvuldig tegen schendingen van de mensenrechten elders in de wereld. Ook huisvest Nederland het Vredespaleis, het internationale strafhof en diverse internationale mensenrechten-instituties. Het zou erg slordig zijn als een dergelijk land wetgeving aanneemt, waarvan tevoren vaststaat dat die strijdig is met de mensen-rechten en vooralsnog is gebaseerd op mythes. Dat andere Europese landen ons daarin voorgingen is geen geldig argument. Als die anderen in de sloot springen, hoeven wij dat toch niet ook te doen. Naar mijn oordeel zijn de antidoping-instanties een grotere bedreiging voor de sportigemeenschap dan doping zelf.

 

Ik sluit af met u op 12 december 2015 uit te nodigen voor de Debatnacht in het Arminius, congres & debatcentrum aan het museumpark in Rotterdam. Tijdens een van de programmaonderdelen ga ik onder leiding van oud sportjournalist Guus van Holland in debat met de doping-autoriteit over de vermeende werking van doping bij duur-atleten. Ik hoop u daar te ontmoeten.

 

Reacties

3 Reacties via Sport Knowhow XL

 

Loek Jorritsma

08-12-2015 - Bram, Ik kan helaas niet aanwezig zijn bij het debat in Rotterdam. Het vereist kennis, zelfreflectie, heel veel studeren en vooral niet behept zijn met autoriteiten-vrees om de feiten voor zich te laten spreken. Ik wens je 'tegenstanders' een leerzame bijeenkomst toe.

 

Peter van Steen 

08-12-2015 - Uiteraard is Bram Brouwer vrij om zijn critici van repliek te dienen. Zijn relaas over hoe oneerlijk de kritiek is doet echter niets af aan de indruk die zijn proefschrift op mij en vele anderen oproept dat er vooral gezocht is naar een bevestiging van een mening. De wetenschap heeft voldoende vaak aangetoond dat 'bewezen' stellingen binnen de kortste keren weerlegd waren met ander bewijs en ik ben niet onder de indruk van het door Bram Brouwer aangedragen 'bewijs'. Ik ben ook benieuwd of zijn begeleiders het 100% eens zijn met de in het proefschrift beschreven stellingen.

 

Het gelijk halen door te stellen dat 'De Jongs optreden, niet gehinderd door enige kennis van zaken, was een schoolvoorbeeld van tunnelvisie: zoeken naar bevestiging van wat je al dacht of de feiten zo verdraaien dat ze toch binnen jouw opvatting passen.' lijkt mij in deze situatie dan ook ongepast. Wie de schoen past, trekke hem aan.

 

Herman Ram

HermanRam1

08-12-2015 - Bram Brouwer is geen klootzak. In tegendeel, de (weinige) keren dat ik Bram ontmoet heb, vond ik hem een aardige man. Maar ook aardige mensen kunnen het mis hebben, en zelfs in deze 'weerlegging van de kritiek' gaat het weer mis. Ik doel op de passage:

 

"Momenteel lobbyt de Nederlandse Dopingautoriteit om, in navolging van andere Europese landen, hun dopingreglement in de Nederlandse wetgeving te implementeren. Dat zou hun macht vergroten en dat is nodig in hun strijd tegen doping. Dat is opmerkelijk, omdat diezelfde antidopingwereld al jaren betoogt dat hun antidopingbeleid succesvol is. Mogelijk beseft de Dopingautoriteit dat het legitimiteitsbeginsel voor hen als privaatrechtelijke organisatie uiteindelijk niet houdbaar is en probeert ze via een wettelijke basis die legitimiteit sterker te funderen."

 

Dit is onzin, jammer genoeg. Dat er dopinggerelateerde wetgeving gaat komen is al in 2010 door de toenmalige minister van VWS per brief aan de Tweede Kamer gemeld. Zonder enige lobby of enige andere betrokkenheid van de Dopingautoriteit. En afgaande op wat er sindsdien door de minister over die geplande wetgeving aan de Kamer gemeld is, wordt daarin helemaal geen dopingreglement 'geïmplementeerd'.

 

Herman Ram

Directeur Dopingautoriteit

 

Brouwers repliek op de reacties 

Loek Jorritsma, bedankt voor uw ondersteunende reactie. Ik hoop ook dat mijn 'tegenstanders' iets van de discussies leren. Ik in ieder geval wel.


Uit de reactie van Peter van Steen blijkt dat hij mijn proefschrift waarschijnlijk niet gelezen heeft. Zo wel, dan had hij gezien dat ik daarin regelmatig aantoon dat het zoeken naar bevestiging van bestaande opvattingen (bevestigingsvertekening) juist een belangrijke oorzaak is voor het voortbestaan van de doping-mythes. Dat Van Steen niet onder de indruk is van het door mij aangedragen 'bewijs', begrijp ik. Ik draag namelijk geen bewijs aan. Ik onderzocht het 'bewijs' dat wordt gebruikt om de evidente werking van epo en bloed-doping op duur-prestaties aan te tonen. Geen van die 'bewijzen' bleek wetenschappelijk houdbaar. Zolang dat bewijs niet geleverd is, moeten we aannemen dat verhalen over de evidente werking van epo of bloeddoping op duursportprestaties mythes zijn. Ik nodig Peter van Steen uit dat ontbrekende bewijs alsnog leveren.

 

En ja, ook de beoordelings-comissie van mijn proefschrift bevatte leden die sceptisch waren over mijn nogal tegen de gangbare opvattingen ingaande bevindingen. Zo hoort het ook te zijn. Dat is wetenschap.


Over het betoog van Nienke de Jong bij Pauw merkte Van Steen op: "wie de schoen passe trekke hem aan". Maar die schoen past mij niet. De beweringen van De Jong 'overtuigend' op tv brengen, kan slechts als je op geen enkele wijze gehinderd wordt door enige kennis van zaken. Als Van Steen haar betoog onderschrijft, moet hij die schoen mogelijk zelf eens passen.


Ik ben blij dat Herman Ram mij een aardige man vindt en dat is wederzijds. Ook onderschrijf ik dat aardige mannen het ook mis kunnen hebben. De vraag blijft dan welk aardige man het mis heeft.

 

De opmerking "zelfs in deze 'weerleggingen van de kritiek' gaat het weer mis." is echter onjuist. Ik zal dat aantonen.


De anti-dopingwereld streeft ernaar de anti-dopingregels in nationale wetgevingen te implementeer. In diverse landen is dat al gerealiseerd en in Nederland is dat proces in 2010 ingezet, aldus Ram.


In veel media-uitingen draagt de anti-dopingwereld sinds het begin van deze eeuw uit, dat haar anti-dopingbeleid succesvol is. Enkele voorbeelden:

  • De Volkskrant[15] van 12 december 2009 citeer Herman Ram: "Hij beweert niet dat het antidopingsysteem perfect is, maar hij is ervan overtuigd dat het systeem 'staat' als een huis."
  • NUsport[19] citeert in 2011 Pad McQuaid, toenmalige voorzitter van de internationale wielerbond UCI, die zegt: "Dopingstrijd werpt vruchten af."
  • Een persbericht van de Commissie Anti-Doping Aanpak[17], die onder leiding van oud-minister van justitie Winnie Sorgdrager het dopinggebruik in het Nederlandse wielrennen onderzocht, lezen we: "Het dopinggebruik lijkt na 2008 sterk te zijn afgenomen door de anti-dopingmaatregelen."
  • De Oostenrijkse onderzoeker Perneger[20] veronderstelde dat renners sinds het begin van deze eeuw aantoonbaar langzamer fietsen, waarschijnlijk door het ingevoerde anti-doping beleid.

Maar als dat anti-dopingbeleid werkelijk zo succesvol is, waarom moet het dan ook nog eens in wetgeving vastgelegd worden? Dat is mijns inziens een terechte vraag, zeker als we rekening houden met de in mijn weerlegging genoemde bezwaren tegen dat beleid. Toenmalig staatsecretaris van sport Jet Bussemaker[18] vond in 2008 al dat het antidopingbeleid te ver ging en beoogde dat we de rechten van sporters niet uit het oog mogen verliezen. Soek zegt over het anti-dopingbeleid: "het is een illusie te veronderstellen, dat met de doping-reglementen het doping-gebruik in de sport geëlimineerd kan worden. Een dergelijke illusie leidt gemakkelijk tot geloofs-fanatisme en inquisitie."[14, p. 341] Velen, waaronder Baron Pierre de Coubertin, noemden de moderne sportcultus een religie. In Nederland zijn religie en wetgeving gescheiden. De Coubertin is de vermeende grondleger van de moderne Olympische Beweging, waar de WADA en Doping-autoriteit uit voortkomen. Het implementeren van de anti-dopingregels in de Nederlandse wet kan dan een ernstig precedent scheppen. Immers andere privaatrechtelijke organisaties kunnen dan eveneens claimen hun regels in de wet op te nemen, met onvoorspelbare gevolgen. Dat mag de jurist Herman Ram bestrijden, maar dat wil niet zeggen dat er íets mis is met mijn blijkbaar lastige vraag. Of zijn lastige vragen bij de Dopingautoriteit verboden?


Hetzelfde geldt voor het door Ram bekritiseerde citaat: "Mogelijk beseft de Doping-autoriteit dat het legitimiteits-beginsel voor hen als privaat-rechtelijke organisatie uiteindelijk niet houdbaar is en probeert ze via een wettelijke basis die legitimiteit sterker te funderen." Het woord 'mogelijk' maakt het citaat een hypothetisch antwoord op de hiervoor gestelde vraag. Die hypothese kan bevestigd of verworpen worden, maar zelfs als ze verworpen wordt is er niets mis met de hypothese. Ze laat immers alle ruimte voor andere hypothesen.


Zoals verwacht verwerpt Ram de hypothese en beargumenteer dat met het feit dat de toenmalige minister van WVS dopinggerelateerde wetgeving al in 2010 aan de Tweede Kamer meldde. Maar het melden van wetgeving aan de Kamer, maakt die wetgeving nog niet gewenst. In een al meer dan 25 jaar durend proces van een steeds stringenter en zwaarder sanctionerend antidopingbeleid, lijkt dit argument onvoldoende om de hypothese te verwerpen. Ondanks de genoemde bezwaren toch vasthouden aan het implementeren van de dopingregels in de wet, lijkt de hypothese juist te ondersteunen.

 

In tegenstelling tot wat de anti-dopingwereld ons wil doen geloven, leidt het huidige anti-dopingbeleid helemaal niet tot meer controle over het doping-probleem. De vele doping-schandalen van de laatste tijd laten zien dat dat probleem juist escaleert. Waar eerder slechts individuen werden gestraft, worden nu top-bestuurders en zelfs landen in de ban gedaan. Ook zijn er al aan het anti-dopingbeleid gerelateerde verdachte sterfgevallen. Is de volgende stap dat we complete sporten of misschien wel de sport zelf uitsluiten? Met andere woorden, het anti-dopingbeleid lijkt het dopingprobleem eerder te versterken dan te bestrijden. Het lijkt eerder een symptoom te zijn van een gevecht tegen windmolens, tegen mythes. Dergelijke gevechten zijn niet te winnen.

 

Samengevat: niet in mijn weerleggingen gaat het weer mis, maar in Rams reactie daarop.

 


Aanvulling mei 2018: In 2017 heeft een uitgebreide Leidse epo-studie de belangrijktse bevindingen uit mijn proefschrift onafhankelijk bevestigd. Epo verbetert submaximale aerobe prestaties niet. Gelukkig was een van de sceptische beoordelaars van mij proefschrift zo sportief om mij onmiddelijk een mailtje te sturen met: "Bram je lijkt toch gelijk te hebben."

 

De problemen in de Atletiek in 2015 en die met de uitsluiting van Rusland voor de Olympische Winterspelen 2018 lijkt mijn stelling dat de anti-dopingwereld de grip op het doping-probleem steeds verder aan het verliezen is alleen maar te bevestigen. Al in 2012 besprak ik aan de hand van de escallatie-ladder van Glasl al dat het huidige anti-dopingprobleem, zonder ingrijpende interventie slechts één eindpunt kent: 'samen de afgrond in' (zie hier)

 

Referenties

1. Brouwer, B. (2015). Waarom Lance Armstrong zijn tourzeges op eigen kracht behaalde. (zie hier).
2. Brouwer, B. (2015). De mythe van de rode bloedcel: Verbetert erythropoëtine (epo) of bloeddoping de prestaties van wielrenners en andere duuratleten? (Ph D thesis). Rotterdam/Heerlen: 2010 Uitgevers/Open Universiteit. isbn: 978-94-90951-17-7
3. Keuzegids (2016). Keuzegids Universiteiten 2016: Centrum Hoger Onderwijs Informatie. isbn: 9789087610623
4. Sorgdrager, W., Bottenburg, M. v., Goedhart, E., Monsma, M., Verhoogt, P., Meulen, M. v. d., & Gerritsen, M. (2013). Meedoen of stoppen: Eindrapport van de Commissie Anti-Doping Aanpak: Onderzoek naar de dopingcultuur in het Nederlandse wegwielrennen bij de heren. Woerden: KNWU.
5. Lodewijkx, H. F. M., & Brouwer, B. (2011). Some empirical notes on the epo epidemic in professional cycling. Research Quarterly for Exercise and Sport, 82(4), 740-754.
6. Lodewijkx, H. F. M., & Brouwer, B. (2012). Tour, Giro, Vuelta: Rapid progress in cycling performance starts in the 1980's. International Journal of Sports Medicine, 2(3), 24-31. doi: 10.5923/j.sports.20120203.02
7. López, B. (2011). The invention of a 'Drug of mass destruction': Deconstructing the EPO myth. Sport in History, 84-109. doi: 10.1080/17460263.2011.555208.
8. Kimmage, P. (1990). Rough Ride: Behind the wheel with a pro cyclist (revised and updated) (2007 ed.). London: Yellow Jersey Press. isbn: 978-0-224-08017-0.
9. Meeren, P. v. d. (2013, 08-03). Johannes, nog dagelijks dichtbij, Leeuwarder Courant.
10. Driel, M. v., & Volkers, J. (2015, 14-11). Twee dozijn pillen voor Sven, Volkskrant, p. 42.
11. ANP, & NRC. (2015, 16-11). Schaatsen: Kramer boos om lekken medische gegevens, NRC.
12. Driel, M. v. (2015, 16-11). NOC*NSF: wees terughoudend met vitaminen, Volkskrant.
13. Langen, Z. J. (2015, 18-11). Topatleet zoekt kwakzalver, Volkskrant.
14. Soek, J. W. (2006). The strict liability principle and the human rights of the athlete in doping cases. (PhD dissertation), Erasmus Universiteit, Rotterdam.
15. Driel, M. v. (2009, 12-12). De bedriegers voelen zich nu bedreigd, Volkskrant, p. 23.
16. Hoberman, J.M. (1992). Mortal engines: The science of performance and the dehumanization of sport. Caldwell, New Jersey: The Blackburn Press. Isbn: 1-930665-37-7.
17. KNWU. (2013). Persbericht Commissie Anti-Doping Aanpak (zie hier).
18. Novum. (2008, 26-08) Bussemaker vindt dopingcontroles te streng. Trouw (zie hier).
19. Novum. (2011). McQuaid: Dopingstrijd werpt vruchten af/Steeds minder doping in de Tour. (zie hier).
20. Perneger, T.V. (2010) Speed trends of major cycling races: Does slower means cleaner? International Journal of Sports Medicine, 32 (4), 261-264. Doi: 10.1055/s-0030-124593.
21. Heuberger, J. A. A. C., Rotmans, J. I., Gal, P., Stuurman, F. E., Westende, J. v. t., Post, T. E., . . . Cohen, A. F. (2017). Effect of Erythropoietin on cycling performance of well trained cyclists: a double-blind, randomised, placebo-controlled trail. The lancet Haematology, 4(8), e374-e386. doi: 10.1016/S2352-3026(17)30105-9

 

© 2007 - 2018 - Dr. Bram Brouwer, Mantgum